Sussen en Geuzen

Molenaar De Haes steekt eind 1878 in Begijnendijk het vuur aan de politieke lont. In een brief aan de minister van justitie beschuldigt hij de katholieken van omkoperij bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het kruitvat van de Begijnendijkse gemeentepolitiek ontploft. En de brokstukken vliegen mijn betovergrootvader, burgemeester Kobe Van Rompuy, om de oren.

“Kennis van daden van kiesomkoping”

Voor liberaal Jozef Medard De Haes, molenaar in Begijnendijk, is de maat vol: de katholieken moeten het spel eerlijk spelen. Hij beschuldigt liefst vijf dorpsgenoten van gesjoemel bij de gemeenteraadsverkiezingen van 29 oktober 1878:

  • Karel Van Avondt, zoon van een gemeenteraadslid, probeerde herbergier Peeters om te kopen om katholiek te stemmen in ruil voor anderhalve ton bier.
  • Burgemeester Kobe Van Rompuy en Jean Cumps bezwoeren herbergier Aerts om niét te gaan stemmen. Of hij kon het bos dat hij huurde en het werk dat hij erin deed, wel vergeten.
  • Kobes zwager, Pieter Goovaerts, voorzitter van het weldadigheidsbureel (het ‘OCMW’) bood, in het bijzijn van de burgemeester, 50 frank aan bareelwachter Vanderborght om niét te gaan stemmen.
  • Gemeenteontvanger Jan Hendrik Dioos dwong herbergier Janssens om voor de klerikale partij te stemmen. Anders zou die de huur van grond die toebehoorde aan de gasthuizen van Aarschot, verliezen – Dioos was daarvan de gemachtigd opzichter.
Begijnendijks burgemeester Kobe Van Rompuy (op deze foto op latere leeftijd) komt bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1878 in het oog van de storm terecht.

Liberale herbergiers

De aanklacht draait dus om het omkopen van … viér dorpsgenoten. Dat lijkt de moeite niet waard, maar is het wel, want er zijn in 1878 maar enkele tientallen stemmers in een gemeente als Begijnendijk. Gemiddeld heeft dan maar zowat 2% van alle Belgen het recht (niet de plicht) om te gaan stemmen.

Het is het cijnskiesrecht dat verantwoordelijk is voor dit piepkleine groepje uitverkorenen. Want betaalt een man jaarlijks genoeg cijns aan de staat (directe belastingen)? Alleen dan acht de wetgever hem in staat om verder te denken dan het persoonlijke gewin, en zijn afweging te maken in functie van het maatschappelijk belang. Lees: in functie van de gevestigde orde. En mag hij dus zijn stem uitbrengen. “De lagere klasse interesseert zich hierin bovendien toch niet”, opperen de gegoeden.

Waarom proberen de verdachten dan eigenlijk om kiezers te overhalen … om niét te gaan stemmen? Omdat dat de enige manier geworden is om er zeker van te zijn dat de gedupeerde doet wat hij belooft: zijn stem niet aan de liberalen schenken. Want de gemeenteraadsverkiezingen zijn pas sinds datzelfde jaar geheim: met stemhokjes, getuigen en stembiljetten. Daarop schrijf je niet langer zelf de naam van je uitverkoren kandidaat (of kandidaten), maar kruis je die aan.

Waarom uitgerekend herbergiers het omkoopdoelwit van de katholieken vormen? Omdat zij veel kiezers vertegenwoordigen (in 1870 liefst 12%!), én omdat algemeen wordt aangenomen dat zij er een liberaal gedachtegoed op nahouden. Enkele jaren eerder heeft de (dan katholieke) regering hen al proberen te kortwieken door de drank voortaan te belasten met accijns. Die valt immers niet onder de directe belasting, waardoor sommige herbergiers hun cijnsstemrecht verliezen!

Sussen en geuzen

In het grootste deel van de negentiende eeuw zwaaien katholieken of liberalen de plak. Nadat zij gezamenlijk als ‘unionisten’ ket koninkrijk België op de kaart hebben gezet, zitten beiden elkaar al snel in de haren. Want de liberale ‘geuzen’ willen de burgers bevrijden uit de houdgreep van de kerk: die van de katholieke ‘sussen’.

De gemoederen lopen daarbij hoog op: op nationaal, maar ook op gemeentelijk vlak. En zéker in Begijnendijk, dat vaak door politieke drijfveren in twistzieke kampen uiteenvalt.

Politiek in het bloed

In 1878 mondt de dorpstwist dus uit in een gerechtelijk onderzoek tegen sussen zoals Kobe Van Rompuy (1832-1911), wiens ambtstermijn als burgemeester afloopt. Hij en echtgenote Jo Govaerts (de J van Jo uitgesproken zoals in Jean) zijn landbouwers op een grote hoeve in het gehucht Pandhoeve (richting Baal).

Kobe is welstellend en (dus) actief in de dorpspolitiek:

  • Kobes vader Antoon is Begijnendijks schepen.
  • Kobe is Begijnendijks burgemeester van 1875 tot 1879 en van 1885 tot 1896, en afgevaardigde van de Katholieke Associatie van Leuven.
  • Kobes zoon Fons is Begijnendijks burgemeester van 1912 tot 1933.

Ons kent ons

‘Ons kent ons’, want Kobe neemt de sjerp in 1875 over van Antoon Van Ermenghem, na 39 jaar onafgebroken burgemeesterschap. En laat Kobes broer Joannes Franciscus (later ook kerkmeester en president van het Genootschap van de H. Vincentius a Paulo) nu net getrouwd zijn met Maria, Van Ermenghems dochter

Hoe Kobe burgemeester is geworden, heeft trouwens kwaad bloed gezet bij de liberalen. Burgemeester Van Ermenghem voelt zijn einde naderen, maar wil wel de macht binnen de (aangetrouwde) familie houden. Daarom legt eerst schepen Symens in maart 1874 zijn mandaat neer, waarna Kobe Van Rompuy het enkele weken later opneemt. Zodat hij in oktober 1875, nadat Van Ermenghem in augustus overlijden is, de burgemeesterssjerp kan ombinden. Net op tijd om als zittend burgemeester de verkiezingen in te gaan, die een week later plaatsvinden! (Zie ook de verklaring van Theofiel Luyten)

Schepen Symens legt zijn ambt neer.
(L’Echo du Parlement van 23 maart 1874)
Kobe Van Rompuy vervangt Symens als schepen.
(L’Echo du Parlement van 16 april 1874)
Burgemeester Van Ermenghem overlijdt in augustus 1875. Pittig detail: de ambtenaar van de burgerlijke stand is Victor Boeckx. En net híj kaapt in 1878 de burgemeesterspost van Kobe Van Rompuy!
Kobe Van Rompuy vervangt de overleden Antoon Van Ermenghem als burgemeester.
(Le Journal de Bruxelles van 13 oktober 1875)
Verstreken neemt de plaats van schepen over van Kobe Van Rompuy
(Het Handelsblad van 6 januari 1876)

Het buurdorp gaat Europees

Oh ja: Gust, een andere zoon van Kobe, trekt dan weer naar buurdorp Betekom waar hij molenaar én gemeenteraadslid wordt, opgevolgd door zijn zoon Juul als schepen. En de kleinzoon van dié Juul Van Rompuy schopt het tot Europees president.

Kortom, bij elke Begijnendijkse gemeenteraadsverkiezing staat er wel wat op op het spel voor de Van Rompuys. En dat spel spelen ze blijkbaar hard.

Dorp onder de loep

Kiesomkoperij is een ernstig vergrijp, dat de beschuldigde voor het Hof van Assisen brengt. Maar zover is het nog niet voor Kobe en zijn aanhangers: eerst wordt het dorp binnenstebuiten gekeerd tijdens vele verhoren. Twee Aarschotse rijkswachters nemen de eerste ronde op zich, waarna de Aarschotse vrederechter Daels de verhoren overneemt, met in zijn nek de hete adem van het parket van Brussel.

→ Negentiende-eeuwse Begijnendijkenaars aan het woord: ontdek de verslagen van de verhoren.

Voor de verslagen van de verhoren ben ik de grootste dank verschuldigd aan wijlen Rik Wouters, de beminnelijke heemkundige uit Tremelo.
Voor zijn boek ‘Het parket ter plaatse in de Brabantse Kempen‘ (2008) doorploegt hij de archieven van het Brabantse hof van assisen. Hij stoot hierbij op de dikke bundel over het Begijnendijkse omkopingsschandaal van 1878.
In 2011 raken Rik en ik aan de praat bij zijn boekenstand op de jaarmarkt van Tremelo. Enkele dagen later mailt hij me een lijvig Word-document: “Ik heb hier al een aantal jaren iets liggen dat je erg moet interesseren, van toen ik mijn opzoekingen deed in Anderlecht waar het assisenhof van Brabant in te kijken is. Het is een leuk verhaal, dat ik met de hand afgeschreven heb van de originele stukken. Ik dacht er zelf in de toekomst iets mee te kunnen doen, maar dat zie ik niet zitten. Maar nu jij aan iets moois bezig bent, mag je erover beschikken. Uiteraard moeten jullie dat verhaal wat bewerken. Hier en daar zijn er wat onduidelijkheden, zaken die moeilijk te ontcijferen waren. […] Ik heb het al vaak gezegd, een misdrijf, het mag dan schriftvervalsing zijn, verkiezingsfraude of een moord: als je daarover alles bij elkaar krijgt wat de griffier noteerde uit de antwoorden die de onderzoeksrechter ter plaatse van getuigen kreeg, dan komt men pas iets te weten over de echte aard van de mens, of in dit geval, zij die ons in dorp of streek vooraf gingen.” Tien jaar later kan ik Rik eindelijk (postuum) eren door dit blogartikel te publiceren.

Vat vol tegenstrijdigheden

De vele getuigenverhoren vormen een vat vol tegenstrijdigheden: wat de ene beweert, logenstraft de andere – en omgekeerd. Het parket bij het Hof van Beroep in Brussel wordt ongeduldig en maant op 28 februari 1879 vrederechter Daels aan: “Ik vraag u van alle gegevens over te maken die u kunt verzamelen over deze zaak waarvan het onderzoek meer gedetailleerd dient te zijn.”

De arme vrederechter Daels verzucht in zijn antwoord van 7 maart 1879 aan de procureur-generaal in Aarschot: “Als antwoord op uw vraag vrees ik u niet helemaal te kunnen voldoen. Zoals u reeds hebt doen opmerken, het onderzoek zou meer in detail moeten gevoerd worden. Nochtans zult ge moeten erkennen dat de positie van de onderzoeksrechter moeilijk is, gezien hij getuigen voor zich krijgt die niets weten of niets willen weten […]. Om de aard van de kiesstrijd goed te kunnen inschatten moet men beschikken over de geschriften, de programma’s van de partijen die zich de macht betwisten. Hier niets van dat, het bestaat gewoon niet, zelfs geen brieffragment waaruit men zou kunnen opmaken het karakter van de strijd.”

De vrederechter: “Getuigen die niets weten of niets wíllen weten”

Een voorbeeld van de worsteling van vrederechter Daels met de Begijnendijkse getuigen?

  • Tijdens de verhoren beschuldigt Vanderborght schepen Verstreken ervan hem ook te hebben willen omkopen:
    “De zondag van de derde kiezing van Begijnendijk (ttz. de derde na die van 29 oktober 1878 deze inbegrepen) in de herberg van Jan-Baptist De Roover te Begijnendijk, tussen 5 en 6 uur ’s avonds heeft Lambert Verstreken mij gezegd in de achterplaats waar hij mij geroepen had, dat in geval ik naar de aanstaande kiezing wilde komen en er een biljet insteken met een vuil kruiske, ik de zondag daarna of later 40 fr. bij hem mocht komen halen. Hij heeft mij een halve frank in de hand gestopt, zeggend: “Ga naar huis langs de Roogaarde en drinkt daarvan in de Liter te Aarschot een glas bier.”
    Na voorlezing heeft getuige volhardt, loon gevraagd en verklaart niet te kunnen schrijven noch tekenen, eraan toevoegend dat de baas J.B. De Roover hem op de schouder heeft geklopt om hem in die achterplaats te doen gaan en dat daar tegenwoordig waren E. Vercammen, twee bloedverwanten van de burgemeester.
  • De vrederechter ondervraagt dus die andere stamgast, landbouwer Emmanuel Vercammen, 68 jaar, die opvallend onzeker van zijn stuk is:
    “Ik kom vaak in de herberg van De Roover te Begijnendijk met de burgemeester, Verstreken, de andere Van Rompuy en anderen. Ik weet niet of ik de zondag voor de derde kiezing daar geweest ben of met wie ik er geweest ben. Het is me onmogelijk die personen te noemen. Ik weet niet of August Vanderborght daar geweest is. Mogelijk wel, maar ik kan niets met zekerheid zeggen. Ik heb niet gezien dat Vanderborght met Verstreken in de kamer is gegaan. Dit is ook mogelijk. Ik weet niet dat Verstreken aan Vanderborght zou gezegd hebben dat hij langs de Roogaarden moest naar huis gaan. Dit is ook mogelijk. Als men in een kleine hoek zit en geen acht neemt, is het moeilijk om zich iets te herinneren.” (kan niet schrijven)
Burgemeester Kobe Van Rompuy met echtgenote

Burgemeester buiten schot

En zo strompelt de vrederechter van het ene verhoor in het andere. Nieuwe getuigen en bezwarende feiten duiken op, terwijl andere getuigen plots hun herinnering schijnen kwijt te geraken (zie het overzicht op pagina 2 van de pdf).

De beschuldigingen van de molenaar aan het adres van Burgemeester Kobe blijken alvast gebakken lucht:

  • Kobe is niét in de buurt wanneer Cumps herbergier Aerts bedreigt via zijn vrouw, en ook niet een maand eerder wanneer de zoon van Cumps hetzelfde zou gedaan hebben.
  • Kobe is er ook niet bij wanneer zijn zwager Pieter Goovaerts, samen met Van Goethem, bareelwachter Vanderborght probeert om te kopen in een Aarschotse herberg.
    Verder getuigt Vanderborght: “Vier of vijf dagen later is dezelfde Van Goethem, vergezeld van burgemeester Van Rompuy, mij komen vragen om mee te gaan tot in de herberg van Mariën, wat ik deed. Daar heeft de burgemeester me gezegd dat ik van de keus zou thuis gebleven zijn, dat ik wel geweest zou hebben, maar dat zij niets gaven voor de keus. Zij hebben wel mijn bier willen betalen, wat ik echter geweigerd heb.”
    Na de daarop volgende rechtstreekse confrontatie met Kobe voor de vrederechter, draait Vanderborght nog verder bij: “Dat het burgemeester Van Rompuy niét is geweest die hem zou gezegd hebben dat hij er goed zou mee varen als hij thuis zou blijven, maar wel Van Goethem, en dat het de burgemeester was die zijn drank had betaald.”
Foto rond 1900 – Centraal zittend: ex-burgemeester Kobe Van Rompuy en echtgenote Jo Goovaerts
Staand v.l.n.r. Kobes zoon Gust (overgrootvader van Herman Van Rompuy), drie dochters van Kobe & Jo, Mathilde Coremans (echtgenote van Gust)

Burgemeester opnieuw onder vuur

Tijdens de verhoren maken andere dorpsgenoten hun burgemeester dan weer zwart. Terecht of niet, het heeft geen gevolgen, omdat hij voor die feiten niet wordt verdacht. Maar het toont wel aan wat een wespennest de Begijnendijkse dorpspolitiek op dat moment is:

  • Landbouwer-berbergier Jan Baptist Dioos – nota bene de broer van de verdachte Jan Hendrik Dioos, pleit tegen diens katholieke kliek: “De avond voor de keus is burgemeester Van Rompuy mij tegengekomen tussen 5 en 6 uur ’s avonds. Hij zei dat zo ik niet thuis bleef van de kiezing, mij het land van Mijnheer Charels van Aarschot zou worden ontnomen. Op mijn antwoord dat ik zou gaan kiezen voor wie ik wilde, heeft hij mij gezegd dat hij alsdan zou gezien hebben wat eruit kwam.”
    Kobe zegt hierover: “Ik ben de dag voor de kiezing J.B. Dioos tegengekomen en heb hem gevraagd of hij voor ons ook iets kon doen. Hij heeft geantwoord: Ik heb mijn woord gegeven, maar ik zal voor u ook iets doen. Verder is er niets gezegd.”

    Of het waar is wat Dioos beweert? Wie zal het zeggen, maar geheel onpartijdig is hij vast niet, want wie was in 1869 zijn huwelijksgetuige? De man die deze rechtszaak aftrapte: molenaar De Haes …
  • Landbouwer Guillaume Geeraerts: “Vrijdagavond voor de keus is de burgemeester bij mij in huis gekomen. Hij heeft mij gevraagd welke mijn voornemens waren voor de keus en of ik voor hem zou gekozen hebben. Ik heb hem geantwoord: “Burgemeester, dat zal ik morgen weten”. Hij heeft mij daarop geantwoord: “Gij hebt het mij nochtans beloofd”. Waarop ik nog zei: “Burgemeester, dit is niet waar, want indien ik het beloofd had, zou ik het doen”. Hij dan weer : “Weet gij niet dat ik u al een plezier heb gedaan?” Ik heb geantwoord: “Neen, dat weet ik niet. Ik geloof niet u ooit van doen gehad te hebben”. Hij weer: “Ik zal u nooit nog iets vragen, en gij moet mij ook nooit nog iets vragen, al bleef ik nog 80 jaar burgemeester!”

    Dochter Marie Geeraerts bevestigt het verhaal: “Zekere avond voor de kiezing is burgemeester Van Rompuy thuis binnen gekomen. Hij heeft aan mijn vader gevraagd of hij zou doen wat hij hem beloofd had. Vader antwoordde: “Ik heb u niets beloofd!” – “Jawel,” zei de burgemeester, gij hebt me beloofd om voor ons te kiezen!” – “Dat heb ik niet beloofd,” repliceerde mijn vader. De burgemeester zei dan aan vader dat hij hem al een plezier had gedaan en ook dat hij hem nooit nog iets zou gevraagd hebben, zelfs al zou hij nog 80 jaar burgemeester zijn.”

Jan Steurs, hardleerse liberaal

En dan is er nog de rel rond Jan Steurs, die tijdens de verhoren boven water komt.

Blijkbaar heeft Steurs zijn stemrecht moeten afdwingen met een proces, dat 140 frank zou kosten. En die som wilde de burgemeester blijkbaar op hem verhalen als Steurs ermee voor de liberalen zou stemmen. De getuigenis van Steurs zelf ontbreekt, maar die van zijn naasten niet:

  • Theofiel Luyten, 30 jaar, gemeentesecretaris en koster:
    “Jan Steurs heeft aan mij en aan Francis Frederickx gezegd, ik geloof voor de keus van 29 oktober, dat burgemeester Van Rompuy bij zijn vrouw was gekomen en haar gezegd had dat in geval haar man voor hem en zijn partij niet wilde kiezen, hij zou gemaakt hebben dat de onkosten van het kiesproces dat hij gehad had in het Hof van Beroep, dat die kosten ten laste van Steurs zouden vallen.”
  • Francis Frederickx, 32 jaar, landbouwer:
    “Jan Steurs heeft aan mij en aan Theofiel Luyten gezegd dat de burgemeester bij zijn vrouw was geweest en dat hij haar gevraagd had dat in geval haar men voor de partij van de burgemeester niet zou kiezen, hij zou gemaakt hebben dat hij de kosten van het kiesproces dat in het Hof van Beroep was, zou moeten betalen.”
  • Melanie Vervloesem, 29 jaar, huishoudster, echtgenote van Jan Steurs:
    “Vrijdag voor de kiezing van 29/10 ’s avonds is de burgemeester bij mij gekomen (zie vorige) … en bleef meedoen met de tegenstander, hij ons de 140 fr. kosten zou laten betalen voor het kiesproces dat wij hadden. Hij heeft me aangeraden zulks meermaals aan mijn man te zeggen.” (kan niet schrijven of tekenen).”
  • Norbert Michiels, 64 jaar, geboren te Antwerpen (bestedeling), wonende Begijnendijk:
    “Twee of drie dagen voor de kiezing van 29 oktober ’s avonds rond half negen is de burgemeester in het huis van Steurs gekomen waar ik woon. Hij heeft de vrouw gezegd dat in geval haar man bij de liberalen bleef en niet voor de katholieken zou kiezen, hij hem 140 fr. zou doen betalen voor het proces dat er geweest was om hem kiezer te maken. Hij zei er bij dat, in geval hij de som niet onmiddellijk betaalde, deze zou kunnen verhoogd worden tot 200 fr.”

Schoolstrijd kondigt zich aan

Deze rechtszaak is interessant omdat ze zich afspeelt op een scharniermoment. Er bestaat lokaal al een diepgeworteld wantrouwen tussen de sussen en geuzen. Daarbovenop ent zich nu de eerste schoolstrijd (1878-1884), die culmineert in de Ongelukswet van 1879.

Beide partijen beschuldigen elkaar van hersenspoeling van kinderen.

De getuigen beschrijven de oplopende gemeentelijke spanningen op het moment dat de liberalen enkele maanden eerder in 1878, nationaal de macht hebben gegrepen. Alle leden van die regering Frère-Orban zijn bovendien vrijmetselaar: zij zullen een jaar later het katholieke onderwijsnet een mokerslag geven. Dat komt hen overigens bij de volgende nationale verkiezingen duur te staan: vanaf dan komen zij dertig jaar lang niet meer aan de macht.

  • Theofiel Luyten, 30 jaar, gemeentesecretaris en koster:
    “De kiesworsteling te Begijnendijk is een politieke worsteling. Zij is ontstaan met de benoeming van de burgemeester: die gebeurde acht dagen voor de kiesvergadering vier jaar geleden, toen hij mocht herkozen worden en dat heeft men hier beschouwd als een druk op de verkiezing. Gedurende de kiezing hebben de twee groepen de straten doorkruist met plakkaten. Nu heeft men in onze gemeente een petitie tegen het ontwerp der wet tot hervorming van het lager onderwijs rondgedragen. Naar ik vernomen heb, is deze getekend geweest door hen die onder het spandoek van de katholieken gingen, en niet door hen die onder dat van de liberalen stapten.”
  • Theofiels vader, 69 jaar, oud-gemeentesecretaris, functie die hij gedurende 37 jaar beoefende tot in 1868, gemeentelijk bestuurder en ontvanger weldadigheidsbureel.
    “De strijd die te Begijnendijk plaats had, ging tussen de liberalen en de katholieken en werd recent aangepord door een rondstrooien van een petitie omtrent de schoolwet van 1842. Er wordt me gezegd dat deze petitie door de enen wel en door de anderen niet werd ondertekend.
    Persoonlijk ken ik geen onrechtmatige daden die de burgemeester, Dioos, Van Goethem en anderen ten laste kunnen gelegd worden. Ik weet niet of er een persoonlijke vete bestond, waarom dan ook, tegen de burgemeester. Dat kon nochtans, want men beschuldigde hem politierondes te doen tegen de tegenstrever en de herbergen ongemoeid te laten na het sluitingsuur, waar het eigenaars betrof van zijn kant. Ik weet daar zelf niets van.
    Op een dag met de burgemeester over de toekomstige kiesstrijd sprekende enkele dagen voor de verkiezingen, verweet hij me een voorloper te zijn van de partij die tegen hem was, eraan toevoegend dat ik niet mocht ontkennen dat hij me jaarlijks moest ? van meer dan 800 frank. […]

    Ik heb hierboven gezegd dat de burgemeester me een vermaning gaf enkele dagen voor verkiezingsdag. Ik vergiste me, het feit deed zich voor enkele dagen na de verkiezingen van 1875. Deze bedreiging heeft hij ten uitvoer gebracht. Sinds toen heeft hij me aanleiding gegeven jaarlijks een vrij gevoelige schade […]”
  • De vrederechter in zijn brief aan de procureur-generaal van Aarschot:
    “Ik ben van mening, het publiek gevoel en deze die de strijd karakteriseren zoals in de politieke aard ligt, de strijders hebben liberale en katholieke, en zoals bijna in alle gemeenten verdelen de kampen zich in twee kampen. De ene heeft het voor de onafhankelijkheid van de burgerlijke macht; de andere voor alle macht aan de kerk. Ik heb niet vernomen dat de strijd tegen de burgemeester een personenkwestie was. Ik denk niet dat hij onbekwaam zou zijn en aan karakter te ontbreken, of aan de waardigheid die een publiek functioneren moet kenmerken.”

Deuk in het imago

Het imago van van burgemeester Kobe loopt door de hele affaire toch een deuk op. Van april 1878 tot 1879 draagt schepen Victor Boeckx de tricolore sjerp, maar van 1885 tot 1896 zit Kobe weer in het burgemeesterszadel.

Kobe Van Rompuy herovert in 1885 de burgemeestersstoel mét een verkeerd gespelde achternaam.
(L’Echo du Parlement van 5 april 1885)

Naar assisen!

En hoe vergaat het Kobes vier kompanen, die door de molenaar beschuldigd worden. En bij wie zich intussen een vijfde heeft gevoegd (Van Goethem), naar aanleiding van de getuigenissen?

Drie van hen ontsnappen, net zoals Kobe, de dans:

  • Jaak Van Rompuy, 46 jaar, ° Begijnendijk 9/9/1832, burgemeester te Begijnendijk. 7 kinderen.
  • Petrus Govaerts, 47 jaar, ° Heist-op-den-Berg 26/5/1831, herbergier-winkelier te Begijnendijk. 6 kinderen.
  • Jean Henri Dioos, 45 jaar, ° Begijnendijk 30/4/1833, gemeenteontvanger Begijnendijk, bijzonder opzichter hospices Aarschot. 3 kinderen.
  • Jan-Baptist Van Goethem, 41 jaar, ° Begijnendijk 8/8/1837, landbouwer en bakker te Begijnendijk. 5 kinderen.

Twee moeten voor het Assisenhof van Brabant verschijnen:

  • Jean Cumps, 37 jaar, ° Rotselaar 12/3/1841, bijzondere wachter te Begijnendijk. 6 kinderen. Kan lezen noch schrijven. Geen middelen.
  • Jan Karel Van Avondt, 31 jaar, ° Betekom 3/2/1857, winkelier, verzekeringsagent te Begijnendijk. Geen kinderen. Geen bestaansmiddelen.

Wie in de rechtsstaat gelooft, moet er wel van uitgaan dat ook in dit onderzoek het recht heeft gezegevierd.
Of … dat de eerste vier personen de oudere, sluwere vossen zijn, die zelf voldoende buiten schot blijven om een veroordeling te ontlopen, terwijl ze anderen het strijdgewoel insturen. Dat kan ook, natuurlijk.

“Cumps hééft Jan Aerts bedreigd”

Laten we eens kijken waar het voor Jan Cumps fout liep.

Jan Aerts is een Begijnendijks herbergier, een geus, dus. Hij doet zaken met weduwe Smits: van haar huurt hij een bos, en voor haar vervoert hij hout uit haar andere bossen.

  • Jan Cumps (in het gezelschap van schepen en kandidaat Verstreken) roept een maand voor de gemeenteverkiezingen de vrouw van Aerts naar buiten:
    “Uw man zal zich moeten onthouden om te gaan kiezen, zoniet zal hem het bos, dat hij van mevrouw Smits in huur heeft, onttrokken worden, alsook het werk dat men hem in de bossen van deze juffrouw laat verrichten. Gij kunt wel voelen dat mevrouw Smits, van wie een zoon geestelijke is, niet graag ziet dat uw man voor de liberalen stemt.”
  • Aerts gaat meteen verhaal halen bij weduwe Smits, die antwoordt zich niet met de kiesverrichtingen te willen bemoeien. Ze bevestigt dat trouwens in een verklaring, op vraag van de procureur:
    “Jan Cumps is niét in mijn dienst als boswachter. Ik heb geen boswachter, ik heb enkel Jan Aerts die toezicht heeft op mijn bossen en er een weinig van in huur heeft. Ik weet niet dat ik aan Jan Cumps bevel zou gegeven hebben om Aerts iets van mijn bossen te zeggen. Ik geloof dat niet, want ik weet zelfs niet dat ik Jan Cumps gezien heb. Deze komt hier niet, maar zijn vader komt hier nogal eens. Ik weet dat Jan Aerts bij mij is geweest, naar ik meen om te komen vragen of het waar was dat hij de bossen moest laten liggen, omdat zulks gezegd werd. Ik heb hem geantwoord dat daar niets van aan was en ik bij de keus niet tussen kwam. Aerts heeft de bossen nog altijd in huur.”

Ook al ‘logenstraft Cumps hardnekkig’ het gebeurde, de onderzoeksrechter gelooft hem niet. Wat de doorslag geeft? Dat Aerts in paniek bij weduwe Smits is komen aankloppen met het verhaal. Waarom zou hij dát anders gedaan hebben?

De inbeschuldigingstelling van Cumps luidt dan ook: “Bijgevolg wordt Cumps beschuldigd om te Begijnendijk, op het einde van september of in het begin van oktober 1878, bedreigingen te hebben aangewend tegen Jan Aerts of deze te hebben doen vrezen zijn persoon, zijn huisgezin of eigen vermogen aan een nadeel bloot te stellen, ten einde hem over te halen aan de verkiezingen […]”

Jan werd later opzichter op het domein van het Kasteel van Rivieren in Gelrode. Dat was eigendom van burgemeester Oscar Vanden Eynde – ook volksvertegenwoordiger en provincieraadslid voor de katholieken. Ook tegenover hem was hij zeer loyaal. Zo meldt het Aarschotse weekblad ‘De Klok’ bijvoorbeeld op 23 december 1893: “Joannes Cumps, bijzonder wachter voor Oscar Vanden Eynde, hield aan de Dreef achter Meetshoven twee personen tegen die een geweer droegen, deze twee waren afkomstig uit Tremelo, het kwam tot een gevecht.”)

Enigszins cynisch is dat Jan Cumps’ dochter Carolientje trouwde met een … liberaal: Suske Ceulemans. Die kwam op vraag van zijn broodheer zelfs op bij de gemeenteraadsverkiezingen van Begijnendij. Levend reclamebord was zijn hond die hij blauw geverfd had!

“Van Avondt hééft Peeters proberen om te kopen”

De tweede betichte die voor het assisenhof wordt gesleept, is Jan Karel Van Avondt, winkelier en verzekeringsagent voor L’Abeille, en zoon van een gemeenteraadslid.

  • Henri Peeters, 45 jaar, herbergier in Begijnendijk:
    “Drie of vier dagen voor de verkiezingsdag van 29 oktober tussen 6 en 7 uur namiddag bevond Carolus Van Avondt zich in mijn herberg. Hij heeft gezegd dat in geval ik wilde thuis blijven van de keus, hij mij een ton bier zou geven, in geldwaarde of af te tappen. Daar ik niet luisterde, is hij gegaan tot anderhalve ton. Dit gebeurde in tegenwoordigheid van mijn vrouw, van mijn zoon Karel en van mijn dochter Marie.”

Het is beslist geen slimme zet van Van Avondt geweest om Peeters proberen om te kopen in het bijzijn van anderen. Want die bevestigen de verklaring van hun man of vader:

  • Rosalie Opdebeeck, echtgenote Henri Peeters, 53 jaar, herbergierster te Begijnendijk:
    “De vrijdag of de zaterdag voor de keus van 29/10 was Karel Van Avondt bij ons in de herberg, sprekend met mijn man. Van Avondt vroeg of hij naar de keus kwam en mijn man antwoordde bevestigend. Wel, zei Van Avondt, gij zijt de laatste keer wel thuisgebleven! Als ge het weer doet, krijgt ge een ton bier. Mijn man bleef neen zeggen en toen bood hij tot anderhalve ton, in geldwaarde of af te tappen met het glas, eraan toevoegend dat in het laatste geval wij nog meer profijt zouden doen.”
  • Maria Peeters, 16 jaar, landbouwster:
    “Ik heb K. Van Avondt bij ons aan mijn vader horen vragen of hij naar de kiezing ging, enz. (zie vorige). Drie jaar terug was hij ook thuis gebleven. Mijn moeder kwam tussenbeide, zeggende dat ze daarvoor niets aanvaardde, van niemand. Van Avondt heeft toen gezegd (zie vorige).”
  • Karel Peeters, 13 jaar:
    “Van Avondt vroeg: ‘Gij zult ons toch geen kwaad doen, niet waar?’ waarop vader antwoordde: ‘Neen, die mij geen kwaad doen, doe ik ook geen kwaad.’ (idem als vorige)”

De verwijzing van Van Avondt naar het assisenhof is dan ook onontkoombaar:
“Over deze poging tot omkoping ondervraagd, loochent Van Avondt stellig aan iemand dergelijke belofte gedaan te hebben en met Peeters over zoiets nooit te hebben gesproken. Hij volhardt in deze ontkenning als hij in tegenwoordigheid van Peeters wordt gesteld. Het is moeilijk aan dit gezegde geloof te hechten, bij het aanhoren van een zo standvastige bewering van Peeters. Ze werden trouwens onder eed gedaan en ondersteund door de getuigenis van mevrouw Peeters en van hun dochter en zoon, alle drie tegenwoordig toen Van Avondt zich schuldig maakte aan poging tot omkoping, waarvoor hij zich te verantwoorden heeft.”

Niet de laatste keer hommeles in Begijnendijk

Overlijdensakte van Kobe Van Rompuy, in 1911 gestorven in zijn woning, Pandhoeven 26.
Aangever is zijn zoon Fons, sigarenmaker, die een jaar later burgemeester wordt.

Dit is niet de eerste, en zeker niet de laatste keer, dat er in de Begijnendijkse dorpspolitiek bloed vloeit. Het volgende blogartikel gaat over het omkopingsschandaal van 1932, waar het hommeles is tussen de katholieken onderling – met Kobes zoon, burgemeester Fons Van Rompuy, en Kobes kleinzoon Fik (mijn grootvader), als beschuldigden.

Grafsteen van oud-burgemeester Kobe Van Rompuy en zijn echtgenote Jo Goovaerts

Het blijft in de familie

Het blijft in de familie

Een verwarrend trouwfeest moet het voor Jeanne Jacqueline (Joanna Jacoba) Lambrechts geweest zijn, in 1859 in Sint-Jans-Molenbeek. Want haar zoon uit haar eerste huwelijk trouwt dan met met de zus van haar huidige man …

Van Boechout naar Brussel

In 1838 geven Arnold Van Rompaey en Jeanne Jacqueline Lambrechts elkaar in Brussel het ja-woord. Ze trokken beiden van Boechout (tussen Antwerpen en Lier) naar Brussel. Hij is er huisbediende en zij winkeljuffrouw, en ze wonen beiden in de Hoogstraat. Hun ouders zijn uit Boechout afgezakt naar de hoofdstad als huwelijksgetuigen: zijn vader is landbouwer, haar vader schrijnwerker.

Brussel, 27 juni 1838: Arnold Van Rompaey en Jeanne Jacqueline Lambrechts, beiden geboren in Boechout, trouwen.

Het koppel verhuist al snel naar Sint-Jans-Molenbeek, een Brusselse randgemeente, die dan in opmars is. Hier wordt in 1839 hun eerste zoon, Pierre François Van Rompaey, geboren. Het koppel krijgt daarna nog drie kinderen.

Ze zetten in Sint-Jans-Molenbeek een likeurhandel op, mogelijk met het deel van de erfenis van haar vader, die in 1841 overlijdt. (Notarisakte Geerts, Boechout: huis genaamd ‘Het hoefijzer’ met schuur). Helaas overlijdt Arnold enkele jaren later – pas 33 jaar oud.

Sint-Jans-Molenbeek, 28 september 1845 om 7 uur ’s morgens: likeurhandelaar Arnold Van Rompaeij overlijdt op zijn 33ste in zijn woonhuis, Gentsesteenweg 49.

Hertrouwd in 1854

Ondanks dat ze er alleen voorstaat, hertrouwt Jeanne Jacqueline niet meteen. Dat gebeurde meestal wel, om als weduwe met kinderlast het hoofd boven water te houden. Maar zij blijft de likeurhandel runnen.

Pas in 1854 stapt ze een tweede keer in het huwelijksbootje met Jacques Joseph Van Kalck, een elf jaar jongere letterzetter (typograaf) uit dezelfde gemeente, Sint-Jans-Molenbeek. Hij is de zoon van Nicolas Van Kalck (63) en Marie Elisabeth Leemans (62).

Sint-Jans-Molenbeek, 27 april 1854: Jeanne Jacqueline Lambechts, 42-jarige weduwe en ‘marchande de liqueurs’ hertrouwt met de ongetrouwde 31-jarige letterzetter Jacques Joseph Van Kalck.

Zoon van Arnold Van Rompaey trouwt

De kinderen van Jeanne Jacqueline krijgen zo een 31-jarige stiefvader. En leren diens zus Elisabeth Rosalie Van Kalck kennen. Zij moet een verpletterende indruk gemaakt hebben op de dan vijftienjarige Pierre François, want in 1859, op op zijn twintigste, trouwt hij zowaar met haar, ook al is zij 11 jaar ouder. (Huwelijkscontract bij notaris Verbrugghen in Sint-Jans-Molenbeek.) Haar vader maakt deze merkwaardige gang van zaken overigens niet meer mee, want hij overleed drie jaar eerder.

Uittreksel uit de geboorteakte van Elisabeth Rosalie Van Kalck, als bijlage bij haar huwelijksakte met Pierre François Van Rompaey.

Trouwen met je tante

Pierre François Van Rompaey speelt dus het onmogelijke klaar: hij trouwt met zijn tante, maar gelukkig wel de zus van zijn stiefvader. Samen krijgen ze zes kinderen. In 1884 wordt als zijn beroep ‘handelsreiziger’ vermeld – mogelijk voor de likeurhandel, die in handen van zijn broer Emile komt.

Hij overlijdt al in 1886, zijn 11 jaar oudere vrouw pas in 1891.

Sint-Jans-Molenbeek, 1886: Pierre François Van Rompaey overlijdt voor zijn 11 jaar oudere echtgenote.

Getrouwd in het hospitaal

Brussel , juli 1888. Marie-Louise Van Rompaey, een straatarme leurster (‘colporteuse’) krijgt vaginale bloedingen die van kwaad naar erger gaan. Ze wordt opgenomen in Hôpital St-Pierre, waar ze te horen krijgt dat ze in levensgevaar verkeert. De paniek slaat toe. Want als zij het leven laat, worden haar onwettige kinderen wezen. Haar amant Amand Cooreman had immers alleen hun eerste kind bij de geboorte in 1882 erkend. De oplossing? In ijltempo met Amand trouwen. En dat gebeurt noodgedwongen in het … hospitaal!

In de zomer van 1888 wordt Marie-Louise Van Rompaey in de Brusselse Sint-Pieterskliniek opgenomen. Daar trouwt ze ook op 18 juli!

Van plan om te trouwen

Dat het koppel hun trouw al eerder aan het voorbereiden was, blijkt uit de huwelijksbijlagen. Ze hadden een maand eerder al de nodige getuigschriften bij elkaar geraapt:

  • 18 juni: Bewijzen van onvermogen. Hierin worden ze beiden erkend als behoeftig, op basis van een verklaring door de politiecommissaris en door de ontvanger van de directe belastingen die verklaart dat zij geen belastingen betalen. De huwelijksvoltrekking, inclusief de aflevering van de benodigde getuigschriften, geschiedt daardoor pro deo – gratis, dus.
  • 19 juni: Militiegetuigschrift. Amand is vrij van dienst, nadat hij zich bij de loting van 1880 heeft ‘uitgeloot’ door het hoge nummer 809 te trekken.
  • 21 juni : Getuigschriften van woonst. Het koppel woont al geruime tijd samen in de Rue du Vautour (Gierstraat) 15. Hij is ‘magasinier’ (magazijnier) en zij ‘colporteuse’ (leurster).
Marie-Louise en Amand wonen bij hun trouw in 1888 al geruime tijd samen in de Rue du Vautour 15 (Gierstraat)

Nood breekt wet

Door de plotse ziekte van Marie-Louise schiet half juli de trouw echter in een stroomversnelling!

Brussel, 15 juli 1888: eerste huwelijksaankondiging van Amand Cooreman en Marie-Louise Van Rompaey
Medisch certificaat voor Marie-Louise Van Rompaey, “actuellement en traitement à l’hopital St Pierre à Bruxelles, qu’elle est atteinte d’hémorrhagies uterines graves, qu’elle se trouwe dans l’impossibilité de se transporter a l’hotel de Ville de Bruxelles pour contracter marriage, et qu’elle est en danger de mort.” (gratis afgeleverd)
  • 15 juli: eerste huwelijksaankondiging.
  • 16 juli: medisch certificaat van Dr. Victor Dubois dat Marie-Louise in het Brusselse Sint-Pietershospitaal ligt, zich niet naar het stadhuis kan verplaatsen voor het huwelijk, en in levensgevaar verkeert.
  • 17 juli: aanvraag door Amand voor vrijstelling van de tweede huwelijksaankondiging
  • 18 juli: dispensatie van de tweede huwelijksaankondiging door de procureur des konings bij de rechtbank van eerste aanleg. Trouw.

Drie dagen na de eerste huwelijksafkondiging trouwt het koppel dus al. Nood breekt wet, want zelfs vandaag krijgt iedereen veertien dagen de tijd om verzet aan te tekenen tegen een huwelijk!

Bewijs van onvermogen voor Marie-Louise Vanrompaey, die dus behoeftig is.
Bewijs van woonst van Marie-Louise Vanrompaey: Rue du Vautour 15 in Brussel, waar ook haar aanstaande bruidegom woont.
Vrijstelling voor de tweede huwelijksafkondiging door de procureur des konings

Op weg naar het hospitaal!

Op het middaguur van 18 juli 1888 meldt de Brusselse ambtenaar van de burgerlijke stand, Emile André Jean de Mot, zich aan bij het Sint-Pietershospitaal in de Hoogstraat 322. (Op dat adres bevinden zich anno 2021 trouwens nog altijd de administratieve diensten van CHU Sint-Pieter.)

Brussel, 18 juli 1888: huwelijksakte van Amand Cooreman en Marie-Louise Van Rompaey

De ambtenaar noteert: “We treffen Marie-Louise ziek van lichaam maar gezond van geest en begrip, met de deur van het gebouw open en de kamer van de zieke bereikbaar voor het publiek. (…) Het koppel verklaart geen huwelijksovereenkomst afgesloten te hebben, en verklaart hun kinderen te willen erkennen en wettigen: Marie-Thérèse Cooreman, Félix Van Rompaey, Marie-Louise Vanrompaey en Marie Vanrompaey.” (Bemerk de verschillende schrijfwijzen van de familienaam.)

Een van de vier getuigen is de directeur van het hospitaal. Marie-Louise en haar moeder Gertrude handtekenen niet omdat ze niet kunnen schrijven. Die van A Cooremans staat er wél, al blijkt zijn familienaam in de burgerlijke stand ooit de eind-s verloren te hebben.

Emile André Jean De Mot, in 1888 Brussels ambtenaar van burgerlijke stand én schepen, later Brussels burgemeester en volksvertegenwoordiger

Onwettige kinderen à volonté

Onwettige kinderen op de wereld zetten? De arme Brusselse familie van Marie-Louise kan er van meespreken:

  • Haar grootmoeder Marie wordt pas op haar negende in 1827 gewettigd (Van den Thoren > Tiquehen).
  • Haar moeder Gertrude, wordt, samen met twee zussen en een broer, pas op haar derde in 1844 gewettigd door de trouw van Marie met weduwnaar Pierre Jean Van Rompaey, afkomstig van Kapelle-op-den-Bos (Tiquehen > Van Rompaey).
  • Gertrude trouwt zelf nooit, zodat Marie-Louise en haar broers Léandre (1860-1866), Corneille (1868) en Jean Baptiste (1884) met de familienaam ‘Van Rompaey’ door het leven blijven gaan.
  • Marie-Louise krijgt vier kinderen voor ze in de zomer van 1888 zwaar ziek wordt, en trouwt.

Vier op een rij?

Met die vier voorhuwelijkse kinderen van Marie-Louise is iets raars aan de hand. Want wanneer zij hals over kop trouwt met Amand Cooreman, heeft die alleen hun eerste kind, Marie-Thérèse, bij de geboorte erkend. Zij heet dus bij hun trouw al ‘Cooreman’, de drie andere veranderen dan pas van ‘Vanrompaey’ naar ‘Cooreman’.

Marie-Louise heeft op dat moment nog Rue de la Verdure 312 als domicilie, maar woont en bevalt bij haar Amand in de Impasse des Ardoises 1.

Félix, het tweede kind, wordt in 1883 met haar familienaam ingeschreven, ook al is ze nu gedomicilieerd op de Impasse des Ardoises 1. Bij het derde kind (1885) is ze terug naar de Rue de la Verdure 28 getrokken, bij het vierde (1886) woont ze in de Rue de Soignies 38.

Ook al zijn ze niet getrouwd, toch krijgt het eerste kind van Marie-Louise Van Rompaey & Amand Cooreman in 1882 de familienaam ‘Cooreman’ mee. Pas door hun huwelijk in 1888 wordt dat feit ook gelegitimeerd. (Zie bijschrift in de kantlijn.)
Félix, Marie-Louises tweede kind, krijgt de familienaam ‘Vanrompaey’ mee, net als de twee daarna.
Francis Brackx, directeur de l’hospice de la maternité, geeft de geboorte aan.
Ook hier weer in de kantlijn de wettiging als zoon van Amand Cooreman bij zijn trouw in 1888.

Nog een kind in 1891

Ondanks de uteriene bloedingen waardoor Marie-Louises leven bij haar huwelijk aan een zijden draadje hing, schenkt ze in 1891 toch nog het leven aan een zoontje: Charles Louis. Andere kinderen vermelden de Brusselse geboorteaktes niet. Het koppel woont dan in de Rue des Navets 16, Brussel, derde district.

Een – wettige! – zoon van Amand Cooreman en Marie-Louise Van Rompaey wordt in 1891 geboren in de Rapenstraat 16.

In 1892 overlijdt Amand.
In 1897 hertrouwt Marie-Louise met ene Frans De Champ, een ‘electriekmakersgast’ uit de Zennestraat 4 in Brussel.

Moederdag zonder moeke

9 mei 2021, moederdag. Vanmorgen, vijf jaar geleden, doofde mijn moeders kaarsje. Na een nacht van eenzaam waken, waarin ik mijn verdriet in haar grafrede al van me aan het afschrijven was. Voor wie haar niet kende, publiceer ik die vandaag, zodat zij weten was ze gemist hebben. En voor wie haar wel kende, om haar weer even voor de geest te halen zoals ze was: groot in eenvoud.

Josephine Ceulemans, 29 januari 1931 – 9 mei 2016

Grafrede op 14 mei 2016 in de kerk van Wezemaal

“Dag moeke, hoe is het?”“Goedgoed, jongen. Maar: hoe is het met ú?
Hoe gaat het dáár? Alles goed, ook met de kinnekes? En hoe is het op uw werk?”

Dit was het begin van élk telefoongesprek met ons Moeke. Het kon haar geen lap schelen hoe het met haarzelf ging. Het enige wat van belang was: hoe gaat het met de andere? Heeft die geen hulp nodig? Ons moeke heeft haar leven lang … gegeven. Niet omdat ze moest vanuit haar opvoeding. Of haar geloof. En al zeker niet omdat ze zichzelf op een pied-de-stalleke wilde zetten. Nee, moeke kon gewoon niet anders. Geven was wie moeke was. Zij was de Barmhartige Samaritaan.

Op straat knikte ze haar kopke er bijna af om toch maar geen enkele passant voor het hoofd te stoten. En ze stapte op iedereen af met een ontwapende glimlach en warme ogen vol vertrouwen. Moeke was allemansvriend. Ze zag gewoon graag mensen. Ze gaf hen liefde, respect en warmte. Steun, hulp en medeleven.

De Grote Van Dale inspireerde zich vast ook op haar voor zijn definitie van ‘gastvrijheid’ en ‘vrijgevigheid’. Je zat bij haar thuis nog niet goed en wel neer of Moeke propte je vol met het beste van wat haar ijskast of snoepschuif te bieden had. En als veel ‘goed’ was, dan was ‘meer’ in dat geval ‘beter’. Bij Moeke en Vake stapte je niet, maar rolde je buiten. En het maakte haar geen sikkepit uit of je familie, vriend of passant was: Moeke legde u in de watten.

67 jaar zijn Vake en Moeke getrouwd geweest. 67 jaar lang verstrengelen twee buigzame wilgentwijgen zich tot één knoestige stam, die elke levensstorm trotseert. Al is hun start woelig: de Tweede Wereldoorlog zindert nog na. Maar vooral: grootmoeke is er niet mee opgezet dat een zoon uit een burgerfamilie zijn oog laat vallen op een meisje van te eenvoudige komaf. Hun trouw op een stormachtige winterdag, is er eentje in mineur, want Vakes ouders geven forfait. Waarop Peteke, Moekes moeder – haar eigen vader is dan al lang gestorven – uit onderdanige schroom het ook niet aandurft om op te dagen …

Toch is er méér dan het verschil in stand, want Moeke en Vake zijn elkaars tegenpolen. Moeke is een emotioneel beestje en Vake hyperrationeel. Moeke heeft nog geen verkering gehad, maar Vake is de Don Juan van Begijnendijk – én omstreken. Moeke maakt hun verkering zelfs nog eens af om Vake eerst te doen beloven nooit meer naar een ander meisje te kijken. En dat … doét hij gewoon, tot op de dag van vandaag.

Het jonge koppel werkt en studeert zich te pletter om zich op te werken. Terwijl Moeke geleidelijk aan het hart van haar schoonouders inpalmt. Hoe kan het ook anders? Niemand weerstaat aan haar eenvoudige, ontwapenende charme. Op zijn sterfbed wenkt Grootvake zijn zoon bij hem voor zowat zijn laatste woorden. En die gaan over … Moeke: “T’is zoë lief kind. Mor … zoagen!” Het was zijn manier om te zeggen: gij moogt gelukkig zijn met uw vrouwke!  

“Dag Moeke, hoe is het?” – “Goedgoed, jongen. Maar: hoe is het met ú?”

September 1988. Mijn legerdienst zit er bijna op en ik kijk uit naar vast werk.
“Seg, jongen, nu kwam daarstraks in de schoenwinkel een man binnen die een aktetas zocht. Ik vroeg waarvoor die moest dienen, en hij deed zijn uitleg. Hij zei me dat hij baas in de farmaceutische industrie was. En dat zijn toch pillekes, hé? Wel, ik zei toen tegen hem dat mijn zoon afgestudeerd is als apotheker, en werk zoekt. Ge moogt er morgenavond een klapke mee gaan doen. Maar zie dat ge proper schoenen aanhebt, hé!”

Ik doe wat ze vraagt. En teken drie dagen later mijn contract bij een farmabedrijf – mét propere schoenen. Zo zorgt Moeke onbewust voor de richting waarin mijn carrière vertrekt. Een richting die, achteraf gezien, de juiste blijkt te zijn. Over die schoenwinkel: Moeke hielp jarenlang in die van tante Line, haar oudste zus. En hoe een dubbeltje rollen kan: net die winkel ruimt later plaats voor … woonzorgcentrum De Lelie. Waar moeke maandagmorgen, op 9 mei, gestorven is.

Wanneer ik haar bezig zie in die schoenwinkel, begrijp ik waarom ze zo geliefd is. Door haar inlevingsvermogen begrijpt ze iedereen écht. En daardoor is ze ook een rasverkoopster: ze luistert aandachtig voor ze spreekt. Waarna de verkoop als vanzelf volgt. Nu ja, sjacheren zit haar ook in het bloed. Maar dan altijd zo dat koper en verkoper er een goed gevoel  aan overhouden. Dat heeft ze van geen vreemden, want haar moeder Emma – ons Peet – is ook een verkoopster eerste klas. Zij zorgt ervoor dat haar gezin zonder al te veel kleerscheuren de oorlog van 40-45 doorkomt door boerderijproducten op de Antwerpse zwarte markt te verkopen. Ook al moet moeke daar­voor met pakken boter rond haar middel gebonden mee de trein op, stevig ingepakt in een verhullend frakske. Tot de smeltende boter haar letterlijk in de schoenen zinkt …

Toch speelt haar empathie Moeke ook parten. Want eindeloos duren de nachten waarin ze zich kapot tobt over wat er her en der in de familie gebeurt. Of beter: zou kúnnen gebeuren: wat als …? En ook melancholie, weemoed, is haar niet vreemd. Zo rijgt ze slapeloze nachten aan elkaar. Om overdag weer paraat te staan als vraagbaak voor iedereen die een probleem heeft. Moeke neemt zo ieders lasten mee op haar schouders. En gedeelde smart is halve smart, ja. Maar als die ene helft telkens op dezelfde rug geladen wordt? Ook niet goed …

“Dag Moeke, hoe is het?” – “Goedgoed, jongen. Maar: hoe is het met ú?”

“Goed, Moeke. Zeg, mag Viktor dit weekend komen logeren?”
“Natuurlijk, jongen! Maar ik zag vorige keer dat zijn knuffel zo versleten is: moet ik daar niks aan doen?”

Maart 2006. Haar driejarige kleinzoon Viktor blijft bij Vake en Moeke slapen – mét zijn knuffel Tommeke. Diens buikje is uitgerafeld en zijn pluchen vulling is plat. Dus past Moeke daar een mouw aan, alle: een buikje aan. Overdag knipt ze alvast uit stretchstof een patroontje. En wanneer Viktor in dromenland is, kaapt ze Tommeke. Waarna een nauwgezette buiktransplantatie volgt, feilloos met de hand genaaid. En omdat Toms slabbetje ook niet meer perfect is, geeft ze dat ook maar nieuwe stiksels. Vake ziet haar pas lang na middernacht het bed insluipen. Maar haar missie is geslaagd: Viktor mist zijn Tommeke geen minuut en is ’s morgens verguld door diens magische genezing.
Moekes handen zijn dan ook magisch: achter haar stikmachine verricht zij wonderen. Wat de meest ervaren naaister niet kan, lukt haar wel. Hoe? Ein-de-loos geduld. En nooit, maar dan ook nooit opgeven voor het resultaat perfect is.

Helaas valt haar vakwerk geleidelijk ten prooi aan tremor en dementie. Toch prutsen haar nijvere vingers ook tijdens haar laatste maanden urenlang aan de rand van haar dekentje. Alleen: doelloos nu.

“Dag Moeke, hoe is het?” – “Goedgoed, jongen. Maar: hoe is het met ú?”

Januari 2015. Moeke liegt om bestwil: het gaat niét goed met haar, nu haar leven brutaal overhoop gegooid wordt.
Want nadat zij en vake samen onverwacht in het ziekenhuis belanden, zien ze hun huis nooit meer terug – hun paleisje in de Langestraat in Wezemaal, waar ze vijftig jaar wonen. En verliest Moeke haar prachtige haren door de chemotherapie. Dat is voor iedere vrouw verschrikkelijk, maar voor Moeke … ondenkbaar. Omdat haar piekfijne uiterlijk haar zo kenmerkt: altijd tiptop verzorgd, haar in een dotje opgestoken, beste kleren aan, en op hakken die haar groter maken dan haar meterke vijftig. Gelukkig beseft zij dan niet dat dementie ook dat allemaal ooit van haar zal stelen.

Waarom ze zo’n belang hecht aan een piekfijn uiterlijk? Misschien om te compenseren dat ze van eenvoudige komaf is: van keuterboeren op de Pijpelhei bij den halt in Begijnendijk. Of omdat ze zo’n moeilijke jeugd heeft, met haar vader die veel te jong sterft. Waarna de meeste kinderen noodgedwongen worden geplaatst bij nonkels en tantes – moeke bij Lin en haar man ‘de Floere’. Zij zijn een – dan nog – kinderloos echtpaar dat haar liefdevol opvangt, en buiten het bereik van de harde hand van haar stiefvader houdt.

Ze woont later trouwens ook een tijd in bij Line en Wies – het koppel dat bestaat uit haar zus en haar stiefbroer. Ja, het is een ingewikkelde familie, die van Peeters-Ceulemans … Maar geen slecht woord daarover! Want dan ontploft Moeke: een Ceulemans kan niks misdoen. Níks. Punt, uit. Tja, emotioneel is Moeke ook. Correcter: ze is een vat emotie, zonder één druppel ratio. Discussiëren met haar? Onbegonnen werk, want je objectieve argumenten glijden van haar af als water op een eend. Ik loop er vaak de muren van op. Net als ons zus en Vake. Nog wat meer roddelen achter haar rug? Moeke kan ook stijfkoppig zijn met reusachtige vooroordelen. Maar die vooroordelen zijn nooit negatief, altijd ten goede. Ze blijft gewoon mensen verdedigen tegen beter weten in. Empathie, weet ge wel?

“Moeke, hoe is het?”

Geen reactie.
Zondagnacht, 8 mei 2016. Ik waak naast Moekes bed. Ons Gerda haar dagshift zit erop en Vake ligt uitgeteld in hun serviceflat, na vele, vele weken van onafgebroken waken naast Moekes bed. Zij reageert al enkele dagen niet echt meer, terwijl ze wegglijdt in de gretige armen van de dood. Ik streel over haar voorhoofd en fluister uren aan een stuk: “Moeke, gij zijt het beste Moeke ooit. Iedereen ziet u graag. Ons Vake ziet u graag. Ons Gerda ziet u graag. Ik zie u graag. Uw kleinkinderen zien u graag.” Een vaag glimlachje speelt dan soms eventjes rond haar mond.

Tot die laatste keer dat we , totaal onverwacht, nog een laatste keer écht communiceren, even voor middernacht. “Moeke, gij zijt het beste Moeke ooit. Iedereen ziet u graag. Ons Vake ziet u graag. Ons Gerda ziet u graag. Ik zie u graag.” Geen reactie. Tot … zij haar hand eindeloos traag omhoog wurmt. Ze punt haar wijsvinger beverig naar mij en schokt hem een centimetertje vooruit, terwijl haar halfopen oogjes glinsteren. Zelfs haar laatste bewuste daad is er een van pure liefde. Want ze bedoelt: “Neenee, jongen, ik zie júllie graag!”

“Dag Moeke, hoe is het?” – “Goedgoed, jongen. Maar: hoe is het met ú?
Hoe gaat het dáár? Alles goed, ook met de kinnekes?”

Hoe het hier nu gaat, Moeke? Niet zo goed.  Zonder u lopen we als kippen zonder kop. Maar aan de andere kant: gij weet ook hoe hecht onze familie aan mekaar hangt. Dus maak u maar niet ongerust: ooit zullen we wel eens stoppen met wenen.

“Dág, Moeke …”

Kind zonder leven

Gommair Van Rompaey uit Kessel en Maria Catharina Braeckmans uit Schilde geven in 1865 elkaar het ja-woord in Borsbeek. Ze wonen er in wijk 1, nummer 63. Maar daar lacht het geluk hen toe, wanneer je dit ‘bevallingslijstje’ bekijkt. Zes keer moet Gommair naar het gemeentehuis met een doodgeboren kind, en een zevende sterft al na een maand:

  • 1868: doodgeboren meisje
  • 1869: Maria Elisabeth (trouwt in 1912)
  • 1872: doodgeboren jongetje
  • 1873: doodgeboren jongetje
  • 1874: doodgeboren meisje
  • 1875: Petrus Franciscus (trouwt in 1904)
  • 1877: Cornelius Constantinus, overlijdt na een maand
  • 1878: doodgeboren jongetje
  • 1884: doodgeboren meisje
21 juni 1868, Borsbeek: Gommarus Van Rompaey, achtendertigjarige arbeider, ’toont ons zonder leven een kind van het vrouwelijke geslacht’. Hij ondertekent de akte zelf niet, omdat hij analfabeet is.