In de ochtend van 21 augustus 1840 dobbert er een lijk in de Mechelse omwallingsgracht. Peter De Wit, een Mechelse kruidenier, herkent er zijn halfbroer in. Het gaat om Jan Cornelis Vanrompaye, een ‘rondgaande koopman in specerijen’ uit Boortmeerbeek, 54 jaar en ongetrouwd. Hij is de zoon van wijlen Egidius en Anna Catharina Van Eijlen.

Zijn overlijdensakte (Boortmeerbeek, OA 1840/26) verhaalt wat halfbroer Peter en 77-jarige schoonbroer Jacobus Coen, bevestigen:

“Vandaag ten zeven uren smorgens heeft getrokken geweest uyt de gracht van de stad aen het bolwerk tusschen de poorten van Egmont en van Loven, ten gehuchte Hanswyck onder Mechelen, een dood lichaam hetwelk zij hebben erkend te wezen hetgeen van Jan Cornelis Van Rompuy, rondgaenden koopman in specerijen, geboren te Boortmeerbeek, oud vier en vijftig jaeren, ongetrouwden zoon van Egidius Van Rompuy en Anna Catharina Van Eylen, beyde overleden.”

(Kopie van de) Boortmeerbeekse overlijdensakte van Jan Cornelis Van Rompuy (21//08/1840). Zijn naam eindigt hier op ‘puy’, omdat deze akte een afschrift is van die van Mechelen, waar Van Rompuys uit een andere familietak leefden, en de ambtenaar gemakkelijkheidshalve die schrijfwijze overnam voor de dorpeling die er toevallig stierf.

De overlijdensakte van het dorp waar hij woont, Boortmeerbeek, is het afschrift van de originele akte voor Jean Corneille Van Rompuy, die in de plaats van overlijden werd opgemaakt: Mechelen. En daar gebeurde dat nog in het Frans:

Originele Mechelse overlijdensakte van Jean Corneille Van Rompuy (21//08/1840) – ‘bolwerk’ is hier ‘boulevard’

Of venter Jan Cornelis er chique zal uitgezien hebben, valt te betwijfelen. Maar dit is in elk geval een daguerrotypie-foto van een anonieme ‘colporteur‘ uit het jaar 1840:

Foto (daguerrotypie) van een anonieme ‘colporteur’ in 1840

Al is de kans groter dat bij eerder dit type was:

Tekening van een ‘porte-balle’ door Karl Girardet (1851)

Van gracht naar ondergrondse parking

Waar de onfortuinlijke venter Jan Cornelis dobberde? Daar waar nu de Henri Speecqvest zich rond de stad plooit. Die ontstond als ‘Boulevard d’Egmond’ toen vanaf het midden van de negentiende eeuw de metersbrede omwallingsgracht werd gedempt. Het logische vervolg van de eerdere afbraak van de knellende middeleeuwse omwallingen en stadspoorten.

Mechelen in 1800 (Regionalebeeldbank.be): de stadomwalling staat nog recht en de brede omwallingsgracht is nog niet gedempt.
Je herkent de Dijle die zich door de stad slingert, met de geometrische kruidtuin ernaast. De omwallingsgracht loopt verticaal en duikt onder de Leuvense Steenweg met de Leuvense Poort (ook: Hanswijkpoort). Een beetje verderop dobberde Jan Corneel in 1840.

Jan Corneel Vanrompaye is gevonden in het stuk tussen het huidige Raghenoplein en het Kardinaal Mercierplein. Dat laatste heette toen nog de Egmontpoort, net aangelegd om de stad met haar nieuwe station te verbinden – op de plaats waar in 1835 de allereerste trein op het Europese vasteland toekwam.

Mechelen in 1858: wat een verandering! De stadsomwalling is verdwenen, en de gedempte omwallingsgracht werd de brede Boulevard d’Egmond. De Leuvense Poort (Hanswijkpoort) is nu het cirkelvorige Raghenoplein. En onderaan op de kaart is het Egmontplein verrezen, met ervoor de twee ‘kommiezenhuizen’, die samen de Egmontpoort vormen.

De Egmontpoort werd gevormd door de twee ‘kommiezenhuizen’, waar je poortgeld betaalde om de stad in of uit te mogen. Uit de gracht die er onderdoor liep, werd het lijk van Jan Corneel Vanrompaye gevist.

De commiezenhuizen die de Egmontpoort vormden, waar je tol betaalde om de stad in te mogen.
Uit de gracht werd in 1840 op een zomermorgen het lijk van Jan Corneel Vanrompaye gevist.
(Regionalebeeldbank.be)

Zoekt men dus een meer tot de verbeelding sprekende naam dan het oersaaie Q-Park Bruul voor de ondergrondse parking die nu op de vindplaats van het lichaam ligt? Dan stem ik alvast voor Jan Corneel-parking!

Q-Park Bruul: voortaan beter gekend als de Jan Corneel-parking. 🙂