Fik Van Rompuy
& Florreke Janssens
XVII/15 & XVII/16
Stamboom – Persoonsfiche – Gebeurtenissen
Franciscus Victor [17/15], kortweg Fik, het voorlaatste kind van Sooi [16/13] en Colette [16/14], wordt in 1904 in Werchter geboren, waar Sooi molenaar is.
Vijf jaar later overlijdt zijn moeder in het kraambed. Hij doet zijn studies op het internaat van de ‘Broeders van Liefde’, het Sint Victor Juvenaat te Turnhout.
Op zijn een en twintigste trouwt hij met Florreke Janssens [17/16], dochter van de koster van Begijnendijk – die zelf altijd met ‘Tine’ tekent – de afkorting van ‘Florentina’. Het is een door Fiks tantes enigszins gearrangeerd huwelijk.
Fik en Florreke geven beiden les. Zij kan op de Begijnendijkse jongensschool aan de slag, nadat ze in 1921 het diploma van onderwijzeres voor de lagere school voor de centrale jury heeft behaald. Ze krijgt het eerste en tweede leerjaar toegewezen, met liefst 88 leerlingen in één klas. Enige tijd later wordt haar man Fik hier ook onderwijzer. In het dorp is het koppel dan ook gekend als ‘Meester Fik’ en ‘Madammeke van Meester Fik’. Gedurende meer dan drie decennia gaat de Begijnendijkse jeugd door hun handen, tot Fik in 1961 overlijdt.
Fik en Tine zijn beiden intens verweven met het dorp, waar de Van Rompuys dan al bijna twee eeuwen wonen. Wanneer de oude kerk afgebroken wordt, trekt Fik na een halve dag gespannen wachten, fier naar huis met de oude koperen windhaan, die er op prijkt. Die begroet u nu in de hal van kleinzoon Wim Van Rompuy jr.
Operettes
Naast haar onderwijsactiviteiten, ontplooit Tine zich ook op een heel ander vlak. Als kind komt zij al regelmatig in contact met de toneelwereld, omdat haar vader, koster-organist van de parochie, de muziek verzorgt tijdens en tussen de twee toneelopvoeringen van de fanfare Sint-Lucia. Als tiener werkt zij daaraan zelf mee. De microbe heeft haar ook te pakken, zodat ze op haar een en twintigste haar eerste toneelstuk schrijft: ‘Zusters’, een drama dat in 1928 op de planken wordt gebracht onder haar eigen regie. Het zal vier herdrukken en ruim 400 voorstellingen halen. Nu volgt het ene toneelstuk het andere op, alle voor vrouwelijke gezelschappen. ‘Ze is Verliefd’ piekt zelfs tot 650 opvoeringen.
Intussen begint Tine ook met het schrijven van operettes zoals ‘Kempense harten’, ‘Meikoningin’, ‘t Weeuwtje van de opera’, ‘Cupido in nesten’. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog richten Tine en Fik het toneelgezelschap ‘Pogen’ op, dat gedurende vijf jaar met paard en kar alle zalen van de streek aandoet met operettes – van Tine en van andere Vlaamse auteurs.
In 1954 zegeviert Tine in de prestigieuze Kardinaal Van Roey-wedstrijd met het drama ‘Als moeder faalt’. De operette laat haar echter niet los en, na het overlijden van haar man in 1961, schrijft ze in 1966 het libretto ‘Bengel’, dat muzikaal uitgewerkt en getoonzet wordt door Armand Preud’Homme. De première vindt plaats in Peer, ter gelegenheid van het 600-jarig bestaan van deze gemeente. Dit werk wordt tot ver over de grenzen bekend: het haalt, net als ‘Meikoningin’ opvoeringen in Zuid-Afrika in Bethal, Bloemfontein en Pretoria.
In de jaren zeventig en tachtig bewerkt Tine nog een aantal van haar werken voor gemengd toneel, dat zich echter hoe langer hoe meer richt op vertaalde werken. Toch kruipt het bloed waar het niet gaan kan en in 1989 geeft ze het toneelstuk ‘Kentering’ uit, een drama waarin zij ‘moderne’ problemen, zoals drugs, drank en ontrouw, verwerkt.
Op deze foto genomen van de Begijnendijkse Gemeenteschool in de jaren twintig van de twintigste eeuw, poseert Meester Fik op de fiets.
Gemeentelijke jongensschool
Het is op de gemeenteraadszitting van 29 juli 1903 dat besloten werd tot de bouw van een echte school mét schoolhuis, vooraan in de Kleine Steenweg (bovenste foto) – toen nog een dreef (de bomen werden gekapt rond 1930). Oorspronkelijk zijn er twee klassen: een links en een rechts is er telkens één lange klas, met ertussen de ‘hangaar’, die dienst deed als overdekte speelplaats (middelste foto).
In 1923 worden boven de twee bestaande klassen twee klassen bijgebouwd, met ertussen weer een ‘hangaar’ (onderste foto). Het is dan dat ‘Meester Fik’ en ‘Madammeke van Meester Fik’ hier beginnen les te geven (respectievelijk de vierde klas vanaf 12 december 1923 en de derde klas vanaf 17 augustus 1922). Vervolgens wordt de bovenste ‘hangaar’ verdeeld in twee bijkomende klassen. In de zes lokalen vinden zo de jongens van de 1°, 2°, 3°, 4°, 5°+ 6°, en 7°+ 8° klas onderdak. Die twee laatste klassen worden de ‘vierde graad’ genoemd en bestaat uit dertien- en veertienjarigen: kinderen zijn dan al schoolplichtig tot hun veertiende. Voor de school ligt de niet-overdekte speelplaats met de toiletten. Kort hierna worden er op de schooltuin achter de school nog twee klassen en een gymnastiekzaal bijgebouwd.
Na een tijdje komt men weer in plaatsnood en wordt het kleine lokaal (6 op 7 meter) voor het geneeskundig onderzoek in gebruik genomen als extra klas. Dit wordt Fiks klas. (Om het verhaal af te maken, komen er tussen 1952 en 1973 nog twee extra klassen op de achterste speelplaats voor het ‘pretechnische onderwijs’ (hout- en metaalbewerking en elektriciteit).
Op de bovenste foto zijn de gebouwen aan de overkant van de straat nog gloednieuw: zij worden immers in het begin van de twintiger jaren opgetrokken, nadat de lage gebouwen die er stonden, afgebrand zijn. Wannes ‘de Pres’ (Aerts), een bakker, komt hier wonen en heeft er een diamantslijperij en een kruidenierswinkel, met nog een herberg in een klein huisje naast het hoofdgebouw, die uitgebaat wordt door zijn dochter.
Schoolleven
Wilt u een idee van het schoolleven rond de Tweede Wereldoorlog? Dat kan: en nog wel gezien door de ogen van een leerling met een bijzonder scherp geheugen – en een mateloze bewondering voor Meester Fik.
Fik is een volksfiguur, wijd en zijd gekend, en niet voor één gat te vangen. Hij is ook bedreven in de dorpspolitiek.
Plasstraat
Hun eerste huwelijksjaren brengen Fik en Florreke door in een (grote) eenkamerflat boven de COOP-winkel.
Daarna verhuizen ze naar een puik herenhuis in de Plasstraat. Hiernaast vindt u enkele foto’s van die straat, nu de Baalse Steenweg, genomen vanaf de (oude) kerk. Het gebouw met de puntgevel in het midden achteraan, is het huis van Florent Verbist – samen met zijn broer, kleermaker Mil Verbist een van de kopstukken van de ‘Wringers’.
Achter het woonhuis bevindt zich een grote toneel- en feestzaal, waar de toneelkring ‘Pogen’ van Fik en Tine optreedt. Hun herenhuis staat honderd meter verderop aan de rechterkant (op de foto in de achtergrond te zien). De feestzaal wordt later een cinemazaal, uitgebaat door Gust Van Rompuy, kozijn van Fik. De zaal overleeft nog tot in de jaren tachtig, maar wordt dan omgebouwd tot biljartzaal.
Het is trouwens in deze cinemazaal dat Tine op haar 80ste hevig verontwaardigd buiten stormt. Ze heeft op de eerste rij van het balkon plaatsgenomen voor een uitmuntende historische film over een gekke Romeinse keizer. Weet zij veel dat ‘Caligula‘ eigenlijk een cult-pornofilm is? ‘Na enkele minuten schouwspel beent zij dan ook op hoge poten buiten, orerend “dat zij naar zo’n smeerlapperij niet blijft kijken!”
Voor de feestzaal ligt de parking van ‘het Kasteeltje’ dat wat achterin ligt (niet te zien op de foto). Hier woont Victor Van Avondt, getrouwd met Verbist (die in het kraambed van hun derde kind overlijdt, waarna hij trouwt met Kilby).
Rechts vooraan op de foto woont even later Aerts (men noemde de familie de ‘Neutskes’), die in het Natuurkundig museum van Tervuren werkt. Voor het voorraam hangt voor de kinderen van het dorp dé grote attractie: alle soorten opgezette vogels staan hier te kijk. Daarnaast staat de schuur van Dioos. Beide gebouwen worden later afgebroken: het huis van Aerts wordt vervangen door een moderner, de schuur door een betonnen walletje. Ten slotte ziet u rechts nog het statige huis van de familie Dioos, boomkwekers (in close-up op een andere foto).
Vier kinderen
Tussen het lesgeven, het toneelschrijven en de opvoeringen door, zet Tine [17/16] vier kinderen op de wereld: drie meisjes en één jongen, die tezamen met de buurtkinderen de omgeving onveilig maken, wanneer ze weer maar eens oorlogje spelen, gewapend met de appels uit de boomgaard rond het ouderlijk huis en een fornuisscheel als bescherming.
Kinderen van Fik [17/15] en Tine Janssens [17/16]
- Mia [18/131], °1926 Begijnendijk
bediende, daarna huisvrouw - x 1950 met Lode Laurent [18/134]
burgerlijk ingenieur, hoger kader bij EBES - 4 kinderen: Hugo 1952 (2k), Ingrid 1954 (1k), Heidi 1958 (2k), Bruno 1965
- Wim [18/17], Begijnendijk 1927
directeur bij de Directe Belastingen - x 1949 met Fientje Ceulemans [18/18], °1931 Begijnendijk, +2016 Wezemaal
verkoopster - 2 kinderen: Gerda [19/22], Wim [19/19]
- Griet [18/132], Begijnendijk 1928
bediende, daarna huisvrouw - x 1951 met Roger Cerfontaine [18/135]
hoger kader Philips België - 4 kinderen: Veerle en Hedwig 1954 (+), Jan 1956 (3k), Sonja 1958
- Magda [18/133], Antwerpen 1935
kleuteronderwijzeres, daarna huisvrouw - x 1958 met Jules Vander Hulst [18/136]
hoger kader Royal Belge - 2 kinderen: Hilde 1959, Anne-Marie 1962 (1k)