Gène Van Rompuy [16/124]
& Gusta Van Rompuy [17/119]
Stamboom – Persoonsfiche – Levensloop
Joanna Catharina Nijs [15/365], de moeder van ‘Frans Eugeen’ [16/124], geboren in 1890 in Begijnendijk, overlijdt als hij nog geen jaar is. Hij wordt later verder mee opgevoed door door Fieneke, de meid, en door zijn stiefmoeder, Rosalia Carlion [15/366].




in het Latijns:
Dertig jaar oud, trouwt hij in 1920 met Gusta Van Rompuy [17/119]. Zij is 23 jaar, geboren in Werchter, en dochter van Sooi Van Rompuy [16/13] en Coleta De Roover [16/14].
Ze zijn verre bloedverwanten: de overgrootvader van Gène [16/124] is de betovergrootvader van Gusta [17/119]. De echtelieden behoren dus tot een verschillende generatie.
Nadat ze bij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand zijn langsgegaan, noteert de Begijnendijkse pastoor in zijn register – in het kerklatijn:
me: Franciscus Eugenius Van Rompuy, natus in hac
28 dec. 1890, filius Felicis et Joanna Catharinae Nijs
et Maria Coleta Augusta Van Rompuy, nata in Werchter,
9 maii 1897, filia Joannis Francisci et Mariae Coletae De Roover.
Testes fuerent: Felix Van Rompuy et Alphonsus Van Rompuy.
Vertaald:
Op 31 mei, na de drie huwelijksaankondigingen, sloten een huwelijk voor
mij: Franciscus Eugenius Van Rompuy, hier geboren
op 28 december 1890, zoon van Felix en Joanna Catharina Nijs
& Maria Coleta Augusta Van Rompuy, geboren in Werchter
op 9 mei 1897, dochter van Joannes Franciscus et Maria Coleta De Roover.
Getuigen waren: Felix Van Rompuy en Alphonsus Van Rompuy.
Het Duits kent die naamvallen ook. En het Nederlands heeft er restanten van, zoals de ‘s’ in Wims vriendin. Of behoudt ze in de rare lidwoorden van ‘Procureur des Konings’ of ‘Commisaris der Koningin’. In het begin van de twintigste eeuw schreef iedereen overigens nog: ‘Ik geef den ouden man een brief’, omdat de naamval een datief is. Meer info.



4Na het overlijden van zijn moeder Mie [14/79] in 1884, erft nonkel Frans [15/80] het, die er blijft wonen met zijn broer Louis [15/363]. In zijn testament, vijf dagen voor zijn overlijden, stipuleert Frans dat de naakte eigendom toekomt aan zijn nicht Sidonie [16/368], en het vruchtgebruik aan zijn broers Louis [15/367] en Felix [15/364].
Wanneer Sidonie in 1918 testamentloos overlijdt, gaat ¼ naar haar vader Felix [15/368] en ¾ naar haar zus Leonie [16/367] en haar broer Gène [16/124].
Gène koopt in 1920 zijn vaders deel af en in 1921 zijn zusters deel (voor 1312 frank), zodat nu het hele huis met 33 are grond van hem is. Gènes vader Felix [15/364] blijft wonen in het hoge huis dat hij er met zijn vrouw links tegenaan bouwde.


In Begijnendijk zijn er dan immers twee katholieke partijen: de Sussen en de Wringers, waarvan de leden elkaars leven behoorlijk zuur maken. Zo schuift men vaak aanhangers van de tegenpartij minder fraaie dingen in de schoenen.
Ook al zijn deze aanklachten veelal uit de lucht gegrepen, de gerechtelijke procedure die erop volgt, brengt heel wat kommer mee voor de betichte.
Voor de zachtmoedige en emotionele man, die Gène is, valt in 1940 een aanklacht (door Miel Verbist) en de voorlopige hechtenis in ‘het klein prison’ in Leuven wegens valsheid in geschrifte, extra hard te verteren.
Hieronder een brief die hij van daaruit schrijft:


‘Hoewel zijn schoonbroer Fik [17/15] de familie mobiliseert om de borgsom te betalen opdat Gène snel vrijkomt, knakt het proces dat erop volgt, hem emotioneel. (Zijn bidprentje verwijst hier ook naar: ‘Mijn leven op aarde was een marteling geworden.’) Hij blaast enkele maanden later zijn laatste adem uit – nog geen vijftig jaar oud.

